De Nederlandse economie blijft groeien. Het bruto binnenlands product (bbp) neemt in 2018 toe met 2,8 procent en in 2019 met 2,6 procent. Daarmee wordt 2019 het zesde jaar op rij met economische groei. De groei is breed gedragen en komt nu voor het merendeel uit het binnenland. Doordat het inkomen van huishoudens is toegenomen, consumeren zij in 2018 en in 2019 ongeveer 2,5 procent meer dan daarvoor. De investeringen nemen in 2019 met 4 procent toe dankzij de positieve economische vooruitzichten. Ook de overheid draagt met extra bestedingen bij aan de groei. De export blijft sterk toenemen, en groeit in 2019 met meer dan 4 procent.
Bron: CPB.
Ook de Europese economie blijft groeien. Hoewel in sommige landen nog sporen van de eurocrisis zichtbaar zijn, gaat het steeds beter met de economie van de eurozone. In 2018 en 2019 groeit het bbp naar verwachting met 2 procent, en in alle eurolanden groeit de economie verder. Zowel de consumptie en de investeringen als de export dragen bij aan deze positieve situatie. Tegelijkertijd blijft de werkloosheid in sommige landen hoog, en zijn er meer structurele kwetsbaarheden in de eurozone (zie ook paragraaf 3.4). Het stimulerende beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) bood de afgelopen jaren een steuntje in de rug van de Europese economie. De ECB heeft aangekondigd zijn opkoopprogramma af te bouwen. De beleidsrente blijft niettemin in ieder geval tot de zomer van 2019 op het huidige niveau, en het is onduidelijk wanneer de ECB zijn balans gaat verkleinen. De inflatie in de eurozone is momenteel rond de 2 procent, en dit benadert de ECB-doelstelling van prijsstabiliteit, namelijk een inflatie van dicht bij maar onder de 2 procent.Het gaat goed op de arbeidsmarkt en de werkloosheid blijft dalen. Dankzij het gunstige economische getij blijft het aantal banen toenemen. De werkloosheid daalt tot 3,5 procent in 2019, en komt daarmee op het laagste niveau sinds 2001. Hoewel er nog steeds Nederlanders op zoek zijn naar werk, is dat in historisch opzicht een laag niveau. Ook het onbenut arbeidspotentieel en het aantal langdurig werklozen daalt. Als gevolg van de toegenomen vraag naar goederen en diensten en de afnemende werkloosheid neemt de krapte op de arbeidsmarkt toe, al is die nog niet zo groot als vlak voor de financiële crisis. Een op de vijf ondernemers heeft moeite met het vinden van personeel, en vooral in specifieke sectoren als de ICT en transport kunnen werkgevers hun vacatures steeds lastiger vervullen. Werkgevers reageren op de toenemende krapte door het werk in hun sector aantrekkelijker te maken met betere arbeidsvoorwaarden en arbeidsbesparende technologie, of ze besteden werk uit. Ook in publieke sectoren ontstaan tekorten aan personeel. Dat is merkbaar in de zorg en het onderwijs, maar ook bijvoorbeeld bij de politie, defensie en in de rechtspraak. In paragraaf 2.2 staat hoe het kabinet met deze uitdaging omgaat.
Figuur 1.1.2 De werkloosheid daalt en de krapte op de arbeidsmarkt neemt toe
Bron: CPB, CBS.
Ook de arbeidsproductiviteit heeft zich hersteld. Het CPB verwacht dat de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de bedrijvensector in 2018 en 2019 met ongeveer 1 procent per jaar stijgt. Net als in andere landen groeit de arbeidsproductiviteit na de financiële crisis langzamer dan ervoor. Van 2001 tot 2008 nam de arbeidsproductiviteit met gemiddeld 1,4 procent per jaar toe. In de periode daarna was dat 1,1 procent. Uit onderzoek van het CPB blijkt dat deze vertraging kan komen door een terugkeer naar »normale» productiviteitsgroei na de ICT-boom in de late jaren 90.
1 In internationaal perspectief is de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in Nederland overigens zeer hoog. Dit komt in belangrijke mate doordat het niveau van de kennis en vaardigheden van de Nederlandse beroepsbevolking hoog is en nog steeds toeneemt.
De hoogconjunctuur leidt tot hogere lonen, maar ook tot een hogere inflatie. De afgelopen jaren groeiden de lonen gematigd. Dat kwam onder andere door de lage inflatie en productiviteitsgroei, en doordat de werkloosheid nog hoog was. Ook de sterke groei van het aantal zelfstandigen zonder personeel en werknemers met een flexibel arbeidscontract heeft mogelijk een drukkend effect gehad op de loonontwikkeling (zie ook paragraaf 3.1). De krappere arbeidsmarkt leidt de komende periode tot hogere lonen. In 2018 nemen de cao-lonen naar verwachting toe met 2 procent en in 2019 met bijna 3 procent. Maar de economische bloei leidt ook tot hogere prijzen, en de inflatie neemt toe tot 2,5 procent in 2019. Deels komt dit door de hoogconjunctuur, maar ook door sommige kabinetsmaatregelen in 2019, zoals de verhoging van het lage btw-tarief en de energieheffing. Door de hogere inflatie nemen de reële inkomens minder sterk toe dan de cao-lonen.
Figuur 1.1.3 Verwachte groei van de lonen en stijging van de inflatie (in procenten)
Bron: CPB.
Huizen in Nederland worden steeds duurder. De woningmarkt trok in de grote steden al een paar jaar geleden aan, maar nu is de snelle prijsgroei een nationaal fenomeen. De huizenprijzen waren in het tweede kwartaal van 2018 gemiddeld bijna 9 procent hoger dan een jaar eerder, en in bijna alle provincies minstens 7 procent hoger. Ook op andere manieren is te zien dat de woningmarkt steeds krapper wordt: er staan steeds minder woningen te koop, het aantal transacties daalt, huizen worden sneller verkocht en veel huishoudens verwachten dat de prijzen verder stijgen. De aantrekkelijkheid van steden – als gevolg van aanwezige werkgelegenheid en de beschikbaarheid van goede voorzieningen – leidt tot sterk stijgende huizenprijzen. Huizenprijzen in de stedelijke regio’s stegen de afgelopen jaren dan ook sterker dan in landelijke gebieden. Zeker in de grote steden is de vraag naar woningen veel groter dan het aanbod, waardoor de woningmarkt oververhit is geraakt. Ook in de huursector is er sprake van een groot tekort aan woningen, waarbij vooral de beschikbaarheid van middeldure huurwoningen onder druk staat. Daarmee is de krapte op de woningmarkt reden tot zorg. Het is moeilijk vast te stellen of er sprake is van een zeepbel, waarin de prijzen steeds verder stijgen, omdat huizenkopers speculeren op toekomstige prijsstijgingen.
2 Hoewel de huizenprijzen nu gestegen zijn tot het hoogste niveau ooit (zie figuur 1.1.4), liggen ze gecorrigeerd voor inflatie nog onder het niveau van 2008. De prijsgroei in Nederland gaat ook nog niet gepaard met een sterke groei van de hypotheekschulden. Paragraaf 3.3 gaat verder in op de situatie op de Nederlandse woningmarkt en de maatregelen die het kabinet neemt om het woningaanbod te vergroten en de werking van de woningmarkt te verbeteren.
Figuur 1.1.4 Toenemende stijging huizenprijzen
Bron: CBS (eigen bewerking).
De economie is in hoogconjunctuur, maar nog niet oververhit. Nederland bevindt zich nu in de gunstige periode van de economische golfbeweging. Het bbp groeit al vijf jaar op rij, de arbeidsmarkt is krap, huishoudens en ondernemers zijn positief en de lonen trekken aan. Maar er is nog geen duidelijk bewijs dat de economie als geheel oververhit is.
3 Het is een actuele vraag wat een «normaal» groeitempo van de Nederlandse economie is. De afgelopen jaren waarschuwden veel economen ervoor dat het bbp langdurig langzamer zou groeien dan de afgelopen decennia.
4 Dat lijkt moeilijk te rijmen met de bbp-groei van meer dan 2 procent in de afgelopen en komende jaren. De recente groei was echter deels inhaalgroei na de financiële crisis. Zo gingen er de laatste jaren veel werklozen weer aan het werk en werd er meer geïnvesteerd doordat de woningmarkt zich heeft hersteld. Het wordt de komende decennia moeilijker deze bbp-groei vast te houden. Door de vergrijzing van de Nederlandse bevolking wordt het relatieve aandeel werkenden op de lange termijn namelijk kleiner dan vroeger. Ook neemt het aantal werkende vrouwen minder snel toe dan in de afgelopen decennia. Daarnaast groeit de arbeidsproductiviteit tegenwoordig langzamer dan voorheen. Voor Nederland ligt daarom de duurzaam vol te houden economische groei zo rond de 1,5 à 2 procent per jaar, al is deze moeilijk te schatten, en in de toekomst mogelijk lager.
Voor welvaart is meer nodig dan werk en inkomen. De kwaliteit van leven wordt bepaald door veel meer dan alleen materiële factoren. Ook een goede gezondheid, een sociaal netwerk, schone lucht en een veilige omgeving spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven van mensen. Het is nodig dat de welvaart zich duurzaam ontwikkelt, om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van leven niet alleen nu, maar ook in de toekomst goed is. De Monitor Brede Welvaart, die het CBS dit jaar voor het eerst heeft gepubliceerd, schetst hoe de Nederlandse brede welvaart ervoor staat.
5 Daaruit blijkt dat de brede welvaart in Nederland op veel gebieden hoog is, zowel op materieel als sociaal gebied, maar dat er ook belangrijke uitdagingen zijn, vooral op het gebied van natuurlijk kapitaal, zoals de (toekomstige) kwaliteit van natuur en milieu. Zo neemt de uitstoot van broeikasgassen ondanks de groei van de economie licht af
6, maar daalt deze nog niet snel genoeg om aan de klimaatdoelstellingen te voldoen. In het Regeerakkoord is afgesproken dat de uitstoot in 2030 met 49 procent moet dalen ten opzichte van 1990. Paragraaf 3.6 gaat verder in op de klimaatmaatregelen die het kabinet neemt. Het kabinet werkt eraan de brede welvaart verder te behouden en versterken, met investeringen in bijvoorbeeld onderwijs en veiligheid, en met economische hervormingen. Deze vraagstukken vergen een langjarige aanpak die past bij beleid gericht op welvaart op de korte én lange termijn.
Hoewel het economisch voor de wind gaat, zijn er significante risico’s. De economische ontwikkeling is altijd onzeker. Vooral omslagen in de conjunctuur – waarbij de huidige hoogconjunctuur omslaat naar oververhitting – zijn daarbij lastig te voorspellen. Het CPB geeft aan dat er een kans van ongeveer 20 procent is dat de economie in 2019 minder dan 1 procent groeit. Zowel binnenlandse als buitenlandse ontwikkelingen kunnen leiden tot een omslag in de economische ontwikkeling. In Nederland kan het positieve sentiment van huishoudens afnemen, bijvoorbeeld als de lonen minder snel groeien dan verwacht. Dat kan een negatief effect hebben op de consumptie van huishoudens. Die consumptie fluctueert in Nederland sterker dan in onze buurlanden, mogelijk als gevolg van de relatief grote vermogens en schulden.
7 Nederland is ook gevoelig voor internationale ontwikkelingen. Niet alleen verdient Nederland ongeveer 30 procent van zijn inkomen aan de export, maar ook voor de nationale stabiliteit en veiligheid vaart Nederland wel bij goede internationale samenwerking. Als het goed gaat met de landen waar Nederland economische en financiële banden mee heeft, versterkt dat ook de Nederlandse economische dynamiek, zoals de afgelopen jaren het geval was. De keerzijde is echter dat internationale onzekerheid en risico’s ook doorwerken in de Nederlandse economie. Zowel in de eurozone als in de wereldeconomie zijn de risico’s toegenomen.
De internationale handel staat onder grote politieke druk. Nadat de Verenigde Staten (VS) de tarieven verhoogde voor de import van goederen vanuit onder andere China en de Europese Unie (EU), is er een handelsconflict ontstaan. Het risico is dat dit conflict verder escaleert en dat daardoor meer economische schade ontstaat. Het is goed nieuws dat de EU en de VS verdere escalatie willen voorkomen, maar het is onzeker hoe het conflict zich verder ontwikkelt en of het lukt om de tarieven weer te verlagen. Het huidige handelsconflict vormt een trendbreuk met het verleden, waarin de wereldwijde handel juist steeds vrijer is geworden: de wereldwijde handelstarieven zijn sinds de jaren 90 sterk gedaald. Dat leverde een bijdrage aan de groei van de wereldhandel en de Nederlandse export (zie figuur 1.1.5). Hoewel vrijhandel ook kan leiden tot verliezers, heeft deze per saldo geleid tot economische voordelen.
Figuur 1.1.5 Handelstarieven zijn in verleden gedaald, Nederlandse export gegroeid
Bron: Wereldbank, CBS.
Een escalerend handelsconflict zal de Nederlandse economie raken. Omdat Nederland zo verweven is met andere landen, heeft een terugval van de wereldhandel een groot effect op Nederlandse bedrijven en huishoudens. Als de importprijzen stijgen door hogere tarieven, worden de boodschappen voor Nederlandse huishoudens duurder en moeten Nederlandse bedrijven meer betalen voor hun machines, grondstoffen of halffabrikaten. Nederlandse exporterende bedrijven worden dan geraakt in hun orderportefeuille en gaan door de toenemende onzekerheid minder investeren. Het is erg onzeker hoe sterk het effect van een handelsconflict op de korte termijn is, maar De Nederlandsche Bank (DNB) schat dat een escalatie in 2020 ertoe kan leiden dat in Nederland 75 duizend extra mensen werkloos worden.
8 Handelsbarrières hebben ook een effect op de lange termijn. Volgens het CPB kan een handelsconflict tussen de VS, de EU, China en de OESO-landen op termijn leiden tot meer dan 2 procent inkomensverlies.
9
De brexit zal gevolgen hebben voor de Nederlandse import en export. De brexit is in principe vanaf 30 maart 2019 een feit. Zodra de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) overeenstemming bereiken over een terugtrekkingsakkoord, volgt een overgangsperiode. Het is nog niet duidelijk hoe de toekomstige economische relatie tussen de EU en het VK eruit komt te zien. Ook kan nog niet worden uitgesloten dat er een brexit komt zonder terugtrekkingsakkoord, een zogenoemd nodealscenario. De onzekerheid rond de brexit heeft mogelijk nu al een effect: terwijl de handel tussen Nederland en de rest van de EU het afgelopen jaar sterk groeide, is de handel met het VK gestagneerd. Een goede handelsrelatie met het VK is van belang, omdat Nederland op dit moment ongeveer 3 procent van zijn bbp verdient aan de handel met het VK. Hoewel Nederlandse exporteurs op termijn andere afzetmarkten zullen vinden voor hun producten, is eerder geschat dat een ongunstige brexit Nederland op de langere termijn 1 à 2 procent bbp kan kosten.
10
Ook de ontwikkelingen op de financiële markten brengen risico’s met zich mee.
11 De volatiliteit op financiële markten nam in het voorjaar van 2018 plotseling sterk toe. Dat benadrukt dat investeerders hun verwachtingen kunnen aanpassen, bijvoorbeeld aan veranderingen in het monetaire beleid, het handelsconflict of politieke onzekerheid. Omdat financiële markten internationaal verweven zijn, kan een toegenomen risico in de rest van de wereld overslaan op Europese investeerders. Een voorbeeld daarvan is de recente instabiliteit van de Turkse lira, die doorwerkt op investeerders in Turkse bedrijven of bedrijven die exporteren naar Turkije. Maar ook ontwikkelingen in de eurozone zelf kunnen leiden tot onzekerheid op kapitaalmarkten. Zo zijn de Italiaanse spreads (het renteverschil tussen Italië en Duitsland) in 2018 sterk opgelopen, wat betekent dat beleggers een toegenomen risico zien in Italiaanse investeringen. Ook de ontwikkeling van de rente is momenteel een bron van onzekerheid. Hoewel de ECB heeft aangekondigd dat de beleidsrente voorlopig op het huidige niveau blijft, is nog onduidelijk in welk tempo de ECB zijn opkoopprogramma gaat afbouwen en in welk tempo de rente daarna wordt verhoogd.
Financiële risico’s kunnen op veel manieren doorwerken in de Nederlandse economie. Een rentestijging maakt het duurder voor bedrijven en huishoudens om geld te lenen, en leidt tot hogere rentelasten voor de Nederlandse staat. Als aandelen of obligaties in waarde dalen, staan Nederlandse banken, pensioenfondsen en huishoudens met vermogen er slechter voor. Dat kan leiden tot minder investeringen en een lagere consumptie. Als de rente daarentegen lang op een laag niveau blijft, kan dat oververhitting op de financiële markten tot gevolg hebben. Dan kunnen er bijvoorbeeld financiële zeepbellen ontstaan. Zo’n zeepbel was zichtbaar bij de Bitcoin, die in vijf maanden tijd tien keer zoveel waard werd, maar daarna in korte tijd meer dan de helft van zijn koerswaarde verloor. Hoewel Nederland minder gevoelig is geworden voor financiële schokken, onder andere door de genomen maatregelen op de woningmarkt, blijven Nederlandse huishoudens en bedrijven door hun lange balansen kwetsbaar voor zulke schokken. Ook internationaal zijn de financiële risico’s nog niet verdwenen, ondanks de vooruitgang die bijvoorbeeld met de Bankenunie is geboekt (zie ook paragraaf 3.4 en 3.5).